Backswing
Als je de onderarm als een soort slinger ziet, en de elleboog als het slingerpunt, is het normaal dat de keu bij de uitvoering van de backswing (beweging naar achteren) iets de hoogte in gaat. We raden aan om hierin niet te overdrijven, want anders wijst de keu in het vertrek te schuin naar beneden.
Zorg er zeker voor dat tijdens de backswing de vingers iets open komen zodat ruimte gegeven wordt aan de keu om naar achteren te gaan. Als je de vingers gesloten houdt, zal de beweging naar achteren snel gaan blokkeren omdat het polsgewricht vast loopt. In veel gevallen zal de keu dan ook verder naar boven getrokken worden, of de beweging in lengte ingekort worden.
In het hoofdstuk 'elleboog' bij het 'lichaam' is gewag gemaakt van de flexibiliteit van de stootarm tijdens het bewegen van de keu. Bij het naar achteren brengen van de keu daalt de elleboog iets waardoor de stoothand en de keu minder hoog naar boven gaan. Bij de stoot komt de elleboog terug naar zijn originele positie.
Soms kan het gebeuren dat de keu niet mooi recht naar achteren maar zijdelings naar achteren beweegt. Dit kan meerdere oorzaken hebben waaronder de grip van de keu, de stand van de pols, de natuurlijke beweging en/of de positie van de elleboog. Veel spelers die weten dat ze zijwaarts naar achteren gaan, gaan stoppen voor het punt wanneer dit start en zo de lengte van de backswing inkorten. We raden ten stelligste af om dit te doen want dit heeft verstrekkende gevolgen naar de manier waarop je gaat stoten. De lengte of ruimte die je hebt om te gaan stoten wordt hierdoor verkort waardoor je veel sneller gaat vertrekken. We adviseren daarentegen om te onderzoeken waarom de keu opzij getrokken wordt, en dit probleem aan te pakken. Doe je dat niet, dan ga je door het uitsluiten van een probleem mogelijk een veel groter probleem creëren.
Ook opletten wat de snelheid van bewegen betreft. Een te snelle (en korte) final backswing leidt meestal naar een te snel vertrek om te stoten (en mogelijk foute timing). Snooker is geen race! Maak alle bewegingen naar voor en achteren soepel en bewust. Meestal zullen de eerste inleidende swings naar achteren iets korter zijn dan de laatste final backswing net voor de stoot. Dit om ruimte te geven om in de stootbeweging naar een mooie versnelling toe te kunnen groeien.
Zachte stoten vragen om een rustigere voorbereiding en kortere swings van de keu.
Hardere positieve stoten vragen dan weer om een iets actievere voorbereiding en normale lengte van de swings.