Stootarm
De basis zegt dat zowel de onderarm en de elleboog mooi boven de keu dienen geplaatst te worden. Doch als we rondom ons kijken zien we toch ook veel spelers waarbij deze arm een beetje schuin boven de keu staat; en waarbij ze ook nog gecontroleerd kunnen stoten. Hier geldt dus de regel dat het resultaat primeert ten aanzien van de stand van de stootarm.
De gedachte dat de elleboog van deze arm niet mag bewegen in de stoot is al jaren achterhaald, doch wordt nog steeds verkondigd. De elleboog van de stootarm zal in de backswing iets dalen, in de stootbeweging terug iets naar boven komen om uiteindelijk bij het beëindigen van de stoot terug iets te zakken. (zie foto hoofstukje 'elleboog')
DE HOEK VAN 90° (van op de zijkant gezien)
De hoek van 90° waar iedereen over spreekt, wordt gevormd door de keu en de onderarm op het moment dat de tip de bal raakt (en niet door de onderarm en bovenarm zoals velen nog denken). Kleine afwijkingen van deze hoek zijn toegestaan zolang dit niet het resultaat negatief beïnvloedt.
De reden waarom een hoek van ongeveer 90° de meest ideale is, is omdat de onderarm de functie van een slinger heeft en de inwerking in de bal bij het laagste zwaaipunt heel even een zuivere
voorwaartse intentie heeft. Als de arm helemaal nog niet in haar laagste punt staat en de bal wordt geraakt, bekom je een mix van voorwaartse inwerkende stootkracht in wit, in combinatie met een
neerwaartse intentie. Is de onderarm haar laagste zwaaipunt gepasseerd, is het een combinatie van voorwaartse en opwaartse intentie.
Als de 'intentie' waarmee je wil stoten in de vorm van een beweging naar voor wordt verdeeld in krachten die naar voor gaan en tegelijkertijd naar boven of beneden, zal je als speler qua rendement in veel gevallen moeten inleveren. Eventuele correcties zijn mogelijk, maar dan wordt de beweging niet meer op een natuurlijke manier uitgevoerd, maar op een gecorrigeerde manier.